Koekjes bakken is niet moeilijk en hartstikke leuk. Je kunt het simpel houden, maar je kun je ook helemaal uitsloven. Er zijn ontzettend veel manieren om koekjes te maken en er zijn ook honderden soorten koekjes. Van hard en knapperig tot zacht of gevuld. Je kunt je deeg dan ook op verschillende manieren maken en vormgeven. Zo kun je alles in 1 kom doen, smelten, roeren of een wrijfdeeg maken. Sommige koekjes moet je scheppen, andere kun je met de hand vormen, maar je kunt ze natuurlijk ook opspuiten. Laten we eens in de koekjes duiken!
De ingrediënten
Hoe krijgt je koekje nu heen lekker mals en zacht koekje? Of juist de befaamde knapperige koekjes. De ingrediënten die je gebruikt liggen ten grondslag van het eindresultaat dat je zult behalen. Binnenkort zal ik hier uitgebreid op in gaan, maar voor nu even een globale toelichting.
Meel
Voor knapperige koekjes kun je het best Zeeuwse bloem gebruiken. Dit is ideaal omdat het eiwitgehalte (in verhouding tot patent- en tarwebloem) zo laag is. Patentbloem en tarwebloem bevat meer gluten. In patent-bloem zit nog meer dan in tarwebloem. Hierdoor kan je deeg luchtig en elastisch worden. Dit is mooi voor brood, maar wat minder voor koekjes. Als alternatief bindmiddel kun je dus ook beter tarwebloem gebruiken dan patentbloem. Meer weten over meel? Binnenkort verschijnt er een artikel op mijn blog.
Suiker
De keuze van de soort suiker die je gebruikt, heeft veel invloed op je eindresultaat. Wil je zachte en taaie koekjes? Gebruik dan basterdsuiker (dit bevat glucosestroop). Voor nog taaiere koekjes kun je ook extra glucosestroop toevoegen. Voor knapperige koekjes kun je het best (fijne) kristalsuiker of rietsuiker gebruiken. Als je poedersuiker gaat gebruiken worden je koekjes wat droger en zullen ze een heel fijne structuur hebben. Daarnaast kun je natuurlijk ook honing of golden syrup gebruiken in je koekjes of zelfs parelsuiker. Meer weten over suiker? Binnenkort verschijnt er een artikel op mijn blog.
Vet
Natuurlijk heeft ook de keuze van de soort vet die je gebruikt invloed op de smaak en textuur van je koekje. Iedereen gaat uit van roomboter bij het bakken van koekjes, maar je kunt natuurlijk ook (een deel) margarine gebruiken. Je koekjesdeeg zal wat zachter zijn en (vaak) wat fijner van structuur. Daarnaast geeft margarine natuurlijk een andere smaak en kunnen je koekjes wat meer uitvloeien. Ook kokosvet kun je gebruiken om koekjes te bakken, hierbij vloeien je koekjes ook wat verder uit. Sommige zachte koekjes bevatten juist olie. Daarnaast krijg je door meer boter toe te voegen, ook minder knapperige koekjes. Meer weten over vet? Binnenkort verschijnt er een artikel op mijn blog.
Het deeg maken
De bereidingswijze van je koek(je) staat altijd in het recept vermeld, maar wist je dat je met elke manier van bereiden weer een ander soort koekje als eindresultaat krijgt? Zelfs wanneer je het deeg helemaal volgens recept maakt kunnen er dingen fout gaan. Het weer (koud/warm) en jouw specifieke ingrediënten hebben invloed op het resultaat. Zo neemt de ene bloemsoort meer vocht op dan de andere, waardoor je soms met droog, of juist met te nat deeg blijft zitten. Is je deeg te plakkerig? Dan kun je in kleine stapjes bloem toevoegen. Is je deeg te droog? Dan kun je in kleine stapjes boter toevoegen.
Alles in 1
De naam geeft het al aan. Simpelweg alles in een kom doen en mengen maar. Hierbij is het belangrijk dat de boter op kamertemperatuur (en dus zacht) is, zodat het deeg goed mengt. Vaak voeg je grove ingrediënten zoals noten of stukken chocolade pas op het laatst toe.
Roeren
Een roerdeeg bevat in verhouding tot andere koekdegen veel boter en suiker. Het koekje zal hierdoor tijdens het bakken ook sterk uitvloeien. Een mooi voorbeeld van een koekje dat met de roer methode wordt gemaakt zijn boterkoekjes. Hierbij klop of roer je het vet en de suiker samen tot een (vaak luchtig) geheel. Vervolgens voeg je de eieren en de droge ingrediënten toe. Het eindresultaat is een krokant koekje.
Wrijven
In een wrijfdeeg moet een bepaalde hoeveelheid lucht zitten. Een voorbeeld van een koekje gemaakt uit een wrijfdeeg is de (Utrechtse) Sprits. Het vet en de bloem (of het meel) worden de hand fijngewreven over de werkbank tot een samenhangend deeg. Hierdoor krijg je een beetje lucht in je deeg. Het vet moet hierbij stevig en een beetje koel zijn. Vaak gaat er een losgeklopt ei, melk of water bij het mengsel om het te laten binden.
Smelten
Heerlijk methode voor knapperige havermout- of gemberkoekjes. Je smelt het vet en roert de droge ingrediënten er doorheen. Het zachte deeg word stevig als het afkoelt, dus je moet deze koekjes snel vormen. Na het bakken in de oven kort laten afkoelen op de bakplaat en zodra ze stevig genoeg zijn verplaatsen naar een rooster. Zo blijven de koekjes krokant.
Kloppen
Voor luchtige koekjes of koekjes die heel verfijnd zijn, kun je de klopmethode gebruiken. Hierbij meng je de droge ingrediënten door een opgeklopt mengsel van eieren en suiker (soms hele eieren, soms alleen het eiwit). Mooi voorbeeld van een koekje gemaakt met deze methode zijn tuiles of bitterkoekjes.
De vormgeving
Hoe krijgt je koekje nu hun uiteindelijke vorm? Ook hiervoor zijn er verschillende methode.
Scheppen
Als het deeg zo zacht is dat het met een lepel op de bakplaat kan worden aangebracht, spreken we van schepkoekjes. Voor degen die volgens de alles in 1 of roermethde zijn gemaakt is dit een makkelijke manier om je koekjes te vormen.
Voor koekjes die dun en krokant moeten zijn (zoals tuiles, kletskoppen en florentines) kan dit natuurlijk ook (smeltschepkoekjes). Je schept hierbij het deeg ook op de bakplaat. Wel lopen deze koekjes nog ver uit, dus moet je rekening houden dat de hoopjes zeer ver uit elkaar liggen (zo’n 5 cm is ‘veilig’). Deze koekjes kun je na het bakken ook nog vormen tot bijvoorbeeld een krul of een bakje. Doe dit direct als de koekjes warm uit de oven komen, ander kunnen ze breken.
Rollen
Koekjes die je maakt met de alles in 1–, roer-, wrijf, of smeltmethode zijn vaak allemaal geschikt om uit te rollen en vervolgens te steken. Belangrijk is dat de deeg de juiste samenhang en stevigheid heeft. Het leuke aan deze manier van vormen, is dat er heel veel mogelijkheden zijn. Zo kun je diverse leuke uitstekers gebruiken, maar ook kransjes maken of zelf leuke vormen snijden. Als je twee kleuren deeg hebt, kun je de plak oprollen tot een spiraal of gaan puzzelen en mozaïekpatronen maken.
Spuiten
Als je deeg zacht genoeg is om te spuiten en stevig genoeg dat het zijn vorm behoud, kun
je met leuke spuitmondjes ook je koekjes opspuiten. Deeg gemaakt met de roer methode, waarbij zachte boter wordt gebruikt, komt hier vaak voor in aanmerking. Als het deeg niet slap genoeg is, kun je altijd een paar druppels melk toevoegen aan het beslag.
Met de pers
Tegenwoordig zie je hem steeds vaker: de koekjespers. Vaak geleverd met verschillende schijven waarmee verschillende figuren koekjes gemaakt kunnen worden. Vaak gebeurt dit direct vanuit de pers op de bakplaat. Ook hierbij is het aan te raden om deeg met een zachte textuur te gebruiken, zodat de koekjes makkelijk uit de pers gedrukt kunnen worden. Vullingen met harde stukjes, zoals noten of chocoladedruppels zijn onhandig. Blijft je deeg plakken aan je pers? Leg het dan even een half uurtje in de koelkast zodat het kan opstijven.
Uit de vorm
Een aantal koekjes zijn juist zo herkenbaar door hun vorm. Neem nu de Franse Madeleines, deze schelpjes zijn bekend bij elke liefhebber die wel eens in een Franse patisserie is geweest. De degen die geschikt zijn voor deze koekjes zijn zeer divers en de keuze in vormen is al net zo groot. Ook kun je koekjes natuurlijk met de hand vormen, zoals een krakeling of vorkkoekje
Van de plaat
De laatste koekjes zie overblijven is plaatkoek. Eigenlijk is platkoek een soort kruising tussen koek en cake. De koekbodem is stevig en met de bovenlaag kan naar harte lust gevarieerd worden. Van kwark of meringue tot kruimel of gekarameliseerde noten, het kan allemaal en is allemaal lekker.
Het bakken
In de oven
Voor knapperige koekjes kun je het best kort bakken op een hoge temperatuur. Voor zachte koekjes bak je ze langer, maar op een lagere temperatuur. Twijfel je over de baktijd omdat je aan het experimenteren bent met de temperatuur? Hou dan aan dat de koekjes uit de oven kunnen wanneer de randjes goudbruin kleuren.
Uit de oven
Koekjes zijn altijd nog wat zacht als ze uit de oven komen. Geen paniek, dit is volkomen normaal. Laat ze gewoon een paar minuutjes afkoelen op de bakplaat voordat je ze verplaatst naar een rooster. De koekjes garen nog wat door en worden harder. Alle koekjes worden pas met het afkoelen knapperig en zullen dus in eerste instante zacht aanvoelen.